Contractsoverneming bij een omzetting van een eenmanszaak in een B.V.
Contractsoverneming bij een omzetting van een eenmanszaak in een B.V.
Startend ondernemer X drijft een eenmanszaak en sluit een energieleveringsovereenkomst met een leverancier. Vanwege de groei, besluit de ondernemer om zijn eenmanszaak om te zetten in een B.V. en voldoet hij vanaf dat moment de maandelijkse energienota’s vanuit de B.V. Twee jaar later verkeert de B.V. in financiële moeilijkheden en worden de maandelijkse energienota’s niet meer betaalt. De energieleverancier krijgt te maken met een openstaande rekening voor het leveren van energie en de vraag is nu tot wie hij zich moet wenden: (1) de eenmanszaak; of (2) de B.V.?
De eenmanszaak is één van de populairste rechtsvormen die startende ondernemers kiezen bij de oprichting van hun bedrijf. De eenmanszaak is aantrekkelijk vanwege haar fiscale voordelen, eenvoudigheid en flexibiliteit. Daarentegen heeft de eenmanszaak ook een belangrijk nadeel: de eenmanszaak heeft geen rechtspersoonlijkheid, waardoor er dus geen sprake is van een afgescheiden vermogen. Met andere woorden: de ondernemer is in privé aansprakelijk voor de schulden van zijn of haar bedrijf. Wanneer de onderneming groeit, neemt ook het ondernemersrisico toe. Ondernemers komen daardoor meestal op een punt waarop het aantrekkelijk wordt om een eenmanszaak om te zetten naar B.V. In tegenstelling tot bij de eenmanszaak, kunnen schuldeisers van de B.V. zich in beginsel niet verhalen op het privévermogen van de ondernemer.
De snelste en voordeligste manier om een eenmanszaak om te zetten naar een B.V. is in beginsel via een activa-passiva transactie. Tegen verkrijging van de aandelen van de B.V., verkoopt de ondernemer feitelijk zijn eenmanszaak aan de B.V. Met de verkoop gaan niet alleen alle bezittingen van de eenmanszaak over naar de B.V., maar ook alle schulden en lopende verplichtingen. Met name het feit dat de B.V. de schuld van de eenmanszaak overneemt, zorgt voor opluchting bij de ondernemer: hij of zij is niet langer persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf. Er zit schuilt hier echter wel een addertje onder het gras. Artikel 6:155 BW bepaalt namelijk dat schuldoverneming pas werking heeft jegens de schuldeiser, indien deze zijn toestemming geeft. Ditzelfde geldt bij een contractsoverneming, waarbij de wederpartij medewerking moet geven aan de overdracht van de gehele rechtsverhouding (lees: alle verplichtingen over en weer) tussen haar en de eenmanszaak aan een derden (i.e. de B.V.). Het toestemmingsvereiste bij zowel schuldoverneming als contractsoverneming is logisch, omdat hiermee het risico wordt voorkomen dat een vermogende entiteit haar schuld c.q. verplichting zou kunnen overdragen aan een onvermogende entiteit, ten gevolgen waarvan de schuldeiser ineens met lege handen zou staan.
Helaas verloopt een contractsoverneming in de praktijk niet altijd even soepel. Het in kennis stellen van de wederpartij van het feit dat de eenmanszaak is omgezet in een B.V. heeft vaak geen prioriteit voor de ondernemer. Regelmatig wordt de wederpartij pas op de hoogte gesteld, wanneer de B.V. niet meer in staat is om haar verplichtingen onder het contract na te komen en de wederpartij zich wendt tot de (voormalige) eenmanszaak. De belangrijke vraag rijst dan ook tot wie de wederpartij zich moet wenden om nakoming van de verplichtingen onder het contract te vorderen.
Uit de jurisprudentie volgt dat de noodzakelijke medewerking van de wederpartij vormvrij is (ex. artikel 3:37 BW). Met andere woorden: instemming kan dus ook stilzwijgend worden gegeven en/of in gedragingen besloten liggen. Indien uit de feiten en omstandigheden volgt dat de wederpartij laat blijken dat zij de overnemer als contractpartij beschouwt – doordat bijvoorbeeld betalingen zonder protest worden ontvangen vanaf een bankrekeningnummer dat op naam van de B.V. stond – wordt aangenomen dat de contractsovername met haar medewerking is uitgevoerd. De Hoge Raad heeft echter wel benadrukt dat er niet veronderstellenderwijs van uit mag worden gegaan dat de medewerking door de wederpartij is verleend (HR 5 maart 2004, NJ 2004,316). Uit de gedragingen van de wederpartij moet blijken dat zij de overnemer (i.e. de B.V.) als haar nieuwe wederpartij aanvaardt (HR 23 april 1999, NJ 1999,497).
Of er sprake is van een rechtsgeldige contractsoverneming ligt dus veelal aan de feiten en omstandigheden van het geval. Het spreekt voor zich dat dit grote gevolgen kan hebben voor zowel de ondernemer als de wederpartij. Enerzijds loopt de ondernemer het risico dat – ondanks het feit dat hij zijn eenmanszaak heeft omgezet in een B.V. – toch privé aansprakelijk is voor schulden, indien hij de contractspartijen van de eenmanszaak niet heeft geïnformeerd over de inbreng in de B.V. Anderzijds loopt de wederpartij het risico dat – ondanks het feit dat zij een overeenkomst is aangegaan met een eenmanszaak en niet op de hoogte is gebracht omtrent de inbreng van de B.V. – zij haar vordering enkel kan verhalen op de (wellicht inmiddels in financiële moeilijkheden verkerende) B.V., indien zij heeft nagelaten om bezwaar te maken op de contractsovername terwijl zij wist (of althans behoorde te weten) dat de eenmanszaak was ingebracht in de B.V.
Better safe than sorry, luidt het credo ten aanzien van de onderneming: informeer de contractspartijen bij een omzettingen van een eenmanszaak in een B.V. Bent u benieuwd of er in uw geval sprake is van een rechtsgeldige contractsovername? Of, heeft u vragen met betrekking tot overige juridische kwesites? Onze juristen helpen u graag!