Nieuw wetsvoorstel van minister Dekker introduceert strengere regels voor incassodienstverleners

Nieuw wetsvoorstel van minister Dekker introduceert strengere regels voor incassodienstverleners

Minister Dekker (Rechtsbescherming) is voornemens om private buitengerechtelijke incassodienstverleners strenger te reguleren om de kwaliteit ervan te verbeteren. Het nieuwe wetsvoorstel (de Wet kwaliteit incassodienstverlening) introduceert ten eerste een registratieplicht in een incassoregister voor bedrijven die buitengerechtelijke (minnelijke) incassowerkzaamheden verrichten. Daarnaast komen er specifieke beroepskwaliteitseisen waaraan incassodienstverleners moeten voldoen. Indien een incassobureau te vaak de fout ingaat, kan het worden beboet en de registratie verliezen.

Achtergrond wetsvoorstel
Op dit moment gelden voor de meeste incassodienstverleners geen specifieke regels en wettelijke kwaliteitseisen. Enkel gerechtsdeurwaarders en advocaten zijn gebonden aan specifieke beroepsregels die zijn vastgelegd in respectievelijk de Gerechtsdeurwaarderswet en de Advocatenwet. Incassobureaus daarentegen zijn vooralsnog enkel gehouden om te handelen binnen de algemene wettelijke kaders van bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek (BW), de Wet oneerlijke handelspraktijken (Whop) en de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (WIK). Hoewel de ACM en de AFM veelvuldig optreden tegen incassobureaus, is er kennelijk behoefte aan beroepsspecifieke (gedrags)regels. Uit onderzoek blijkt namelijk dat ondanks het toezicht van de ACM en de AFM, schuldenaren veelvuldig problemen ervaren met incassobureaus.

Vergunningsplicht en kwaliteitseisen
Het wetsvoorstel introduceert een verbod om zonder registratie buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te verrichten of aan te bieden (Artikel 4). Het register wordt openbaar en daardoor voor iedereen raadpleegbaar. Een bedrijf kan een aanvraag tot registratie indienen bij de Dienst Justis (de screeningsautoriteit van het ministerie van Veiligheid & Justitie). De aanvrager dient bij de aanvraag onder meer algemene bedrijfsinformatie – zoals de bedrijfsnaam en de naam en voornaam van de bestuurders – te overleggen (Artikel 5). Daarnaast moet de aanvragen uiteenzetten dat wordt voldaan aan de inhoudelijke wettelijke eisen. De relevante kwaliteitseisen worden nader uitgewerkt in Artikel 12 en 13 van het wetsvoorstel.

1. Vakbekwaamheid/kennis van incassomedewerkers: Hoewel het wetsvoorstel geen specifieke opleiding verplicht stelt voor incassomedewerkers, moet de incassodienstverleners kunnen aantonen dat haar medewerkers vakbekwaam zijn en kennis hebben van de relevante wet- en regelgeving. Er zal een minimumkader worden geschetst waarbinnen de incassodienstverlener de vrijheid krijgt om de opleiding van de medewerkers vorm te geven.

2. Opbouw en specificatie van de vordering: Het incassobureau zal duidelijk en inzichtelijk richting de debiteur moeten maken wat de grondslag van de vordering is. Daarnaast dient de vordering gespecificeerd te worden (duidelijk onderscheid in de hoofdsom, rente en eventuele incassokosten).

3. Informatievoorziening: Het incassobureau zal de schuldenaar duidelijk moeten informeren omtrent zijn of haar rechten en plichten. Daarnaast moet het incassobureau de schuldenaar informatie verstrekken over eventuele schuldhulpverlening.

4. Omgang schuldenaar: De schuldenaar moet op een redelijke manier door het incassobureau worden benaderd. Het incassobureau moet gebruik maken van begrijpelijke taal, waarbij een balans moet worden gemaakt tussen enerzijds het feit dat een onbetaalde vordering moet worden voldaan en anderzijds de mogelijkheid dat de schuldenaar zich in een kwetsbare (financiële) positie bevind.

5. Incassoproces: Incassobureaus dienen hun administratie op orde te hebben. Zo dienen zij een actueel register te hebben van de (gekochte) vorderingen die zij in beheer hebben. De omvang van deze brede eis is vooralsnog niet duidelijk ingekaderd en wordt ingevuld via andere regelgeving.

6. Klachten- en geschillenprocedure: Het incassobureau moet beschikken over een klachten- en geschillen procedure. Schuldenaren en schuldeisers moeten de mogelijkheid hebben om een klacht in te dienen die vervolgens op een passende manier wordt behandeld.

7. Betrouwbaarheid en integriteit: Incassomedewerkers moeten betrouwbaar en integer zijn. Incassodienstverleners moeten van hen een verklaring omtrent het gedrag hebben. Daarnaast wordt de incassodienstverlener en haar bestuurder(s) op betrouwbaarheid middels een antecedentenonderzoek getoetst (Artikel 7).

Toezicht
Artikel 14 van het wetsvoorstel geeft de Minister van Rechtsbescherming de bevoegdheid om ambtenaren aan te wijzen die belast worden met de taak om toe te zien op de naleving van de regels uit het wetsvoorstel. Op dit moment houdt de ACM toezicht op incassobureaus of zij handelen binnen de algemeen geldende wettelijke kaders (zoals de Whop en de Wft). Als er sprake is van financiële dienstverlening – zoals het aanbieden van krediet uit de Wet op het financieel toezicht (Wft) – dan houdt de AFM toezicht.

In het eerste jaar dat het wetsvoorstel in werking is getreden zal de Inspectie Justitie en Veiligheid starten met het toezicht op de naleving van het wetsvoorstel. Hierna zal de structurele vorm van toezicht worden bepaald. Er zal dus een separate toezichthouder worden opgericht die losstaat van de ACM en de AFM. Aangezien bepaalde gedragingen kunnen vallen onder zowel dit wetsvoorstel als onder reeds bestaande algemene wettelijke kaders, voorziet Artikel 18 in bepalingen voor de onderlinge verhouding tussen enerzijds de nieuw op te richten toezichthouder en anderzijds de ACM en de AFM. Kort samengevat introduceert het wetsvoorstel een wederzijdse kennisgevingsverplichting zodat (1) zaken niet tussen wal en schip vallen en (2) onnodig dubbel werk wordt voorkomen. Daarnaast wordt een samenwerkingsprotocol opgesteld zodat de effectiviteit en doelmatigheid van het toezicht en de handhaving wordt geoptimaliseerd.

Deurwaarders en advocaten worden al uitvoerig gecontroleerd door respectievelijk het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en de Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten. Om onnodige lasten te voorkomen, worden de desbetreffende beroepsspecifieke toezichthouders belast met het toezicht op de naleving van de door het wetsvoorstel gestelde regels.

Reikwijdte
Het wetsvoorstel is enkel van toepassing op private buitengerechtelijke incassodienstverleners. Dit zijn bedrijven die vanuit commercieel oogpunt bedrijfs- of beroepsmatig buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verrichten namens een ander of na overdracht van een vordering (Artikel 2). Publieke organisaties (het Centraal Justitieel Incassobureau), bedrijven die belangeloos en bateloos incassowerkzaamheden verrichten en bedrijven die via een incasso- of debiteurenafdeling hun eigen vorderingen incasseren, vallen dus niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel.

Het wetsvoorstel is primair gericht op de bescherming van Nederlandse consumenten, waardoor de regels ook van toepassing zijn op in het buitenland gevestigde incassodienstverleners die incassowerkzaamheden uitvoeren ten aanzien van in Nederland woonachtige natuurlijke personen. Voor incassodienstverleners die uitsluitend incassowerkzaamheden uitvoeren ten aanzien van niet-natuurlijke personen (business-to-business vordering) gelden de regels uit het wetsvoorstel niet.

Voorts moet worden opgemerkt dat de registratieplicht niet geldt voor advocaten en gerechtsdeurwaarders (Artikel 4). Gerechtsdeurwaarders en advocaten moeten daarentegen wel voldoen aan de inhoudelijke eisen die worden gesteld aan het verrichten of aanbieden van incassodiensten. Voor een schuldenaar moet het immers niet uitmaken met wat voor incassodienstverlener hij of zij te maken heeft. Uiteraard zijn beide beroepsgroepen in vergaande mate al gereguleerd (Gerechtsdeurwaarderswet en de Advocatenwet), waardoor de impact voor gerechtsdeurwaarders en advocaten gering zal zijn.

Maatschappelijk economisch belang
Het initiatief van minister Dekker is een positieve ontwikkeling voor zowel bedrijven, schuldenaren en incassobureaus. Vaak wordt miskent dat incassobureaus een constructieve bijdrage (kunnen) leveren aan het economisch verkeer. In tegenstelling tot deurwaarders – die een commercieel belang bij een juridische procedure hebben (i.e. het verrichten van ambtshandelingen) – focussen incassobureaus zich namelijk veelal op het minnelijke (incasso)traject. Het minnelijke traject biedt zowel het incassobureau als de debiteur de mogelijkheid om tezamen in goed overleg tot een passende regeling te komen die een oplossing biedt voor de unieke omstandigheden van de debiteur.

Helaas wordt de incassobranche veelvuldig in diskrediet gebracht door zogenoemde ‘incasso-cowboys’ die geregeld de wet overtreden en consumenten – en dus ook andere incassobureaus – duperen met misleidende en agressieve handelspraktijken. Het nieuwe wetsvoorstel beoogt de goede van de kwade incassobureaus te scheiden, waarmee het een belangrijke bijdrage aan de verbetering van het imago van incassobureaus kan leveren. Vanaf deze week mag iedereen een reactie geven via Internetconsultatie. Wanneer de wet in werking treedt is vooralsnog onbekend.